Geur en smaak van vakanties aan de kust

Nu de vakantieperiode 2010 alweer bijna voorbij is en ik deze zomer weer niet1961 juni uit logeren weg kon, komen de gedachten aan vroegere vakanties des te vaker bovendrijven. Van mijn allereerste vakanties, de logeerpartijtjes als baby en peuter bij ooms en tantes, herinner ik me helaas niet veel. Nog geen jaar oud bleek ik in het opvanghuis voor ongehuwde moeders waar mijn tante werkte, al makkelijk contacten te leggen. Het netwerken en de interculturele interesse zaten er al vroeg in (zie foto; mei 1961).

Warme herinneringen heb ik aan onze diverse vakanties in De Haan (B) toen ik een jaar of 6, 7 was. Hoewel het vakantieoord Sparrenduin, dat eigendom was van de vakbond waarvoor mijn vader destijds werkte, nogal massaal was, vond ik het er in die tijd geweldig. Alles was spannend. Er werd het een en ander georganiseerd en dagelijks klonk er een oproep door de luidsprekers: “Zijn er nog liefhebbers voor de volleybalmatch?” Met een Belgische in plaats van een Engelse ‘a’. Maar wat ik me vooral herinner was dat er de hele dag door een geur van eten hing: ’s morgen vers brood en confiture, de rest van de dag warm eten. Soms ruik ik nog die lucht van grote kookpotten als ik in een ziekenhuis of andere zorginstelling kom.

sparrenduin (1) (Sparrenduin is een paar jaar geleden afgebrand)

En dan was er natuurlijk de constante zeelucht, die bleef na afloop thuis nog weken hangen. Zand vond je nog in alle hoeken en gaten van kleding, tassen, haar en oren. Maar er was meer op dat strand uit mijn jeugd. De zoete geur van de zonnebrandolie, toen nog echte olie zonder beschermingsfactor, die mama op je rug smeerde en waarna het zand zich alleen nog maar hardnekkiger aan je lijf hechtte. Ik probeerde het er nog wel eens af te krijgen door me te schuren aan de levensgrote Niveabal waarop je kon klauteren door je vast te klampen aan het net eromheen. Maar zelfs het water kon het zand er niet afspoelen, het zeezout deed er aan plakkerigheid zelfs nog een schepje bovenop. Dat weerhield ons er niet van om te genieten van de boterhammen, koekjes en limonadesiroop die uit de grote tas van moeder en tante (want het gezin van mijn peetoom en -tante ging mee) kwamen, met of zonder zand en zout. De ultieme traktatie was echter een Berliner bol van Louis, die met een grote houten bak om zijn nek de Belgische stranden op en neer liep (de venters lopen er nog steeds). Als ik hem zag aankomen, wist ik al dat mijn ouders zouden zwichten voor onze lekkere trek, want mijn vader was misschien wel de grootste fan van dit soort versnaperingen en kon er beslist geen nee tegen zeggen.

Hebt u ook mooie herinneringen aan strandvakanties of logeerpartijen? Zou u erover willen schrijven maar weet u niet hoe? Ik help u er graag bij. Kijk in de rechterkolom bij Hoe vertelt u uw verhaal hoe we samen uw herinneringen op papier kunnen zetten.

Advertentie

De Witte, een bijzonder mens

De held
Mijn vaders leven is een boek. En dat zeg ik niet alleen omdat hij nog steeds de belangrijkste persoon in mijn leven is. Mijn vader is dood, al 22 jaar. Ik mis hem en voel zijn invloed nog dagelijks. Als iemand zegt dat ik op hem lijk, dan is dat het grootste compliment dat hij me kan geven.
Hij is mijn grote voorbeeld – pappa is nog steeds mijn held. Gul en sociaal bewogen, verstandig, en een levensgenieter. Hij wilde zijn kinderen geven wat hij zelf als kind niet kende: geborgenheid en veel, heel veel liefde; een ‘warm nest’, zei Ton zelf.

De Witte

Weeshuis
Zijn eigen vader stierf in 1923, een week voordat hij, als jongste van elf kinderen, geboren werd. Zijn moeder overleed toen hij vijf was. De oudere broers en zussen zorgden voor de kleintjes. Het kindertehuis waar de vijf jongsten terechtkwamen moet desondanks vreselijk zijn geweest. Treiterijen van de nonnen en misschien ook onder de kinderen zelf. Er ontstond een nauwe band tussen een aantal broers en zussen. Later werd er weinig meer gesproken over die tijd. Ze overleefden door het beste te halen uit het leven. En door veel te geven. Mijn ooms en tantes waren gulle mensen.

Oorlog en ziekte
Als wees kon Ton natuurlijk niet naar een dure school, hij werd bakkersknecht. Dat deed hij met liefde, zoals hij altijd alles met liefde deed. De Witte werd hij genoemd, om zijn blonde koppie.
Een paar maanden na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ging hij in Gouda bij een banketbakker werken. Hij werd verschil-lende keren opgepakt door de Duitsers, maar kreeg een Ausweis omdat hij in de voedselvoorziening werkte.
In 1948 kreeg Ton tuberculose, in die jaren nog een veel-voorkomende, gevreesde ziekte. Twee broers en twee zussen stierven eraan, net als de ouders. De eenzaamheid in het sanatorium dreef hem tot het plaatsen van een advertentie in de krant, en mijn moeder, een mooie donkerharige Amsterdamse, reageerde erop. Op de foto’s uit die tijd kan ik zien waarom mijn moeder voor hem viel. Een knappe, statige jongeman met prachtig blond haar en stevige schouders (mede door de in die tijd modieuze schoudervullingen). De boslucht op de Utrechtse Heuvelrug leek hem goed te hebben gedaan.

Van bakkersknecht tot vakbondsbons
Ton zat in het bestuur van de bakkersgezellenbond en hij werkte zich op tot regionaal en, later, landelijk vakbondsbestuurder. Hij was een man van de barricaden, maar niet in de schijnwerpers. Een strijder op de achtergrond, opkomend voor de rechten van de arbeiders in de voedingsindustrie. Dat was Ton op het lijf geschreven. Hij wist wat het was om hard te moeten knokken voor je boterham.
Maar hij werd ook teleurgesteld. Hij ontdekte dat er overal bedrog is, ook binnen de vakbond, ook al werd er solidariteit gepredikt. Bij een fusie stond hij een prestigieuze functie af aan een collega om de goede vrede te bewaren. Ook dat was Ton, een man van compromissen.
De tijd en energie die hij overhad, gaf hij met hart aan ziel aan de minderbedeelden. Hij kwam in het bestuur van een stichting die opkwam voor Latijns-Amerikaanse arbeiders. Vooral streed hij voor een beter bestaan voor uitgebuite boeren op Haïti. Bij zijn pensioen wilde hij geen gouden horloge, maar geld en steun voor die mensen die het het hardste nodig hadden.

Boek in de maak
Over mijn vader is dus een boek te schrijven. Hij is er ooit zelf mee begonnen. Vlak voor zijn dood is hij geïnterviewd door een journalist voor een project van het IISG, over zijn carrière bij de vakbond. En dat boek… daar wordt aan gewerkt.

Heeft u ook dierbare herinneringen aan een familielid en wilt u erover schrijven, maar weet u niet hoe u dat aan moet pakken? Neem dan eens contact met me op (zie ook menu rechts), misschien kan ik u ermee helpen.

Published in: on 20 juni 2010 at 5:55 pm  Comments (5)  
Tags: , ,

Schrijversbloed

Onlangs is de Nederlandse Voornamenbank online gegaan. Vroeger werd de oudste zoon vaak naar de vader vernoemd en ging met de familienaam dus ook de voornaam over van vader op zoon. In mijn familie van moeders kant was dat de naam Antonius, of Ton. De initialen van mijn overgrootvader waren A.J.W., die van mijn opa A.J., en die van mijn oom weer A.J.W., allemaal Tonnen. Een paar weken geleden was ik te gast bij een van de Tonnen van die familietak, een volle neef van mijn moeder. Neef Ton en zijn vrouw – die zelf nauwelijks familie heeft en helemaal in de aangetrouwde familiegeschiedenis is gedoken – zijn al een tijdje bezig met het uitzoeken van de familiestamboom, en hun prachtige verbouwde boerderij is een minimuseum dat volhangt en -staat met oude foto’s en andere Brugman-parafernalia.

A.J.W. Brugman

Kinderboekenschrijver A.J.W. Brugman, mijn overgrootvader

Het familiemuseumpje is niet alleen gezegend met mooie familiefotos’ en een interessante stamboom die teruggaat naar het Duitsland van 1715 (Brückmann), maar omdat mijn overgrootvader kinderboeken (en zangboekjes) schreef, zijn er ook nog wat aardige verhalen bewaard gebleven. Dat de opa van mijn moeder naast onderwijzer ook schrijver bleek te zijn, vond ik leuk om te horen, omdat mijn broer en ik allebei graag schrijven. We weten nu dus dat we dat niet van een vreemde hebben.

Hebt u zich ook in uw familiegeschiedenis verdiept en zou u er wel een boek over willen schrijven, maar weet u niet hoe? Ik wil u daar graag bij helpen! Neem contact met me op, dan kom ik eens vrijblijvend met u praten. Klik in het menu rechts voor meer informatie.

Published in: on 6 juni 2010 at 10:00 pm  Geef een reactie  

Spierpijn en carrièreleed

Vannacht sinds jaren weer spierpijn gehad. Dat klinkt alsof ik het gemist heb en misschien is dat ook wel zo. Ik heb namelijk te lang niet aan sport gedaan en in combinatie met een niet al te best voedingspatroon brengt dat nu wat gezondheidsproblemen met zich mee waaraan gewerkt moet worden.

Maar het bracht me ook terug naar een van de 12 ambachten die deel uit maken van mijn curriculum. Een van de weinige keren dat ik ’s nachts heb gehuild van de pijn, spierpijn, die echter niet te danken was aan een paar gezonde fitnessoefeningen. Ik was 18 en dacht een aantal weken een spannende functie op een cruiseschip te gaan vervullen. Mijn vader, als goed vakbondsman, waarschuwde me voor slechte arbeidsvoorwaarden vanwege de regels die zo’n schip in openbare wateren kan omzeilen. Maar ik zag alleen hoe romantisch het was en wat een lol ik zou gaan hebben met mijn vriendin, van wie de broer ons vanuit zijn hoedanigheid als cruisemanager deze leuke baantjes had bezorgd.

1979 Cora kamermeisje rijncruise

Cora als kamermeisje

Lol hebben we zeker gehad, maar er was ook teleurstelling (en waarschijnlijk opluchting bij pa). Allereerst bleek het geen imposant cruiseschip voor chique gasten met een dikke portemonnee, maar was het een simpele rijnboot voor ouden van dagen. Mijn vriendin, of het nu was omdat zij ‘de zus’ was of omdat ze een leuker koppie had, mocht gaan bedienen en kwam dus, zo dacht ik, met allerlei leuke mensen in aanraking. Ik had de minder aangename rollen: kamermeisje en afwashulp. In de hutten ruimde ik handdoeken op met poep eraan en in de spoelkeuken werd ik gek van de ontelbare aantallen vorken en messen die ik moest afdrogen.
Misschien maar beter dus dat Broer Cruisemanager na een paar dagen onenigheid kreeg met de directie van de rederij. Hij verliet de boot en zus ging uit solidariteit met hem mee. Wat kon ik anders doen dan ook afdruipen?

We hebben de haven van Amsterdam dus nooit verlaten, maar maakten wel nog even deel uit van een grootscheepse bevoorradingsactie: het voltallige personeel op een rij van de kade tot aan de boot, op een meter afstand van elkaar dozen en kisten overgooiend als in een perpetuum mobile, totdat alle voorraadkasten van het cruiseschip waren gevuld. Toen we die nacht bij Broer in Lelystad logeerden, heb ik geen oog dicht gedaan van de pijn in mijn armen, maar zo’n ervaring vergeet je nooit meer.

Hebt u ook goede herinneringen aan een vroeger baantje of spijt van een vergissing en wilt u erover schrijven, maar weet u niet hoe? Ik help u graag. Klik in het menu rechts om te zien hoe we samen uw verhaal kunnen schrijven.

Published in: on 4 mei 2010 at 11:20 am  Geef een reactie  
Tags: , ,

Van armoede naar welvaart

(Leestip)

Het Pauperparadijs van Suzanna Jansen

Suzanna Jansen neemt je mee op reis door een tweeledige geschiedenis: die van haar voorouders, tot vijf generaties terug, en die van de strafkolonie in Veenhuizen.

De historie van wat in de achttiende eeuw begint als een heropvoedingskamp voor landlopers en andere nooddruftige lieden en eindigt als een gevangenis zoals wij die nu kennen, wordt verweven met een opmerkelijke familiegeschiedenis. Dapper vertelt Suzanna Jansen over de armoede, het verval, en de strijd ertegen – vooral door de vrouwen – van haar voorouders. Ze probeert te ontdekken wat hen in de ellende heeft gestort en hoe het generaties later toch nog goed kwam, mede dankzij haar vastberaden oma. Leerzaam en ontroerend. (Klik op de foto om naar de website van Suzanna Jansen te gaan.)

Het pauperparadijs

Het pauperparadijs

Published in: on 26 oktober 2009 at 6:11 pm  Geef een reactie