De held
Mijn vaders leven is een boek. En dat zeg ik niet alleen omdat hij nog steeds de belangrijkste persoon in mijn leven is. Mijn vader is dood, al 22 jaar. Ik mis hem en voel zijn invloed nog dagelijks. Als iemand zegt dat ik op hem lijk, dan is dat het grootste compliment dat hij me kan geven.
Hij is mijn grote voorbeeld – pappa is nog steeds mijn held. Gul en sociaal bewogen, verstandig, en een levensgenieter. Hij wilde zijn kinderen geven wat hij zelf als kind niet kende: geborgenheid en veel, heel veel liefde; een ‘warm nest’, zei Ton zelf.

Weeshuis
Zijn eigen vader stierf in 1923, een week voordat hij, als jongste van elf kinderen, geboren werd. Zijn moeder overleed toen hij vijf was. De oudere broers en zussen zorgden voor de kleintjes. Het kindertehuis waar de vijf jongsten terechtkwamen moet desondanks vreselijk zijn geweest. Treiterijen van de nonnen en misschien ook onder de kinderen zelf. Er ontstond een nauwe band tussen een aantal broers en zussen. Later werd er weinig meer gesproken over die tijd. Ze overleefden door het beste te halen uit het leven. En door veel te geven. Mijn ooms en tantes waren gulle mensen.
Oorlog en ziekte
Als wees kon Ton natuurlijk niet naar een dure school, hij werd bakkersknecht. Dat deed hij met liefde, zoals hij altijd alles met liefde deed. De Witte werd hij genoemd, om zijn blonde koppie.
Een paar maanden na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ging hij in Gouda bij een banketbakker werken. Hij werd verschil-lende keren opgepakt door de Duitsers, maar kreeg een Ausweis omdat hij in de voedselvoorziening werkte.
In 1948 kreeg Ton tuberculose, in die jaren nog een veel-voorkomende, gevreesde ziekte. Twee broers en twee zussen stierven eraan, net als de ouders. De eenzaamheid in het sanatorium dreef hem tot het plaatsen van een advertentie in de krant, en mijn moeder, een mooie donkerharige Amsterdamse, reageerde erop. Op de foto’s uit die tijd kan ik zien waarom mijn moeder voor hem viel. Een knappe, statige jongeman met prachtig blond haar en stevige schouders (mede door de in die tijd modieuze schoudervullingen). De boslucht op de Utrechtse Heuvelrug leek hem goed te hebben gedaan.
Van bakkersknecht tot vakbondsbons
Ton zat in het bestuur van de bakkersgezellenbond en hij werkte zich op tot regionaal en, later, landelijk vakbondsbestuurder. Hij was een man van de barricaden, maar niet in de schijnwerpers. Een strijder op de achtergrond, opkomend voor de rechten van de arbeiders in de voedingsindustrie. Dat was Ton op het lijf geschreven. Hij wist wat het was om hard te moeten knokken voor je boterham.
Maar hij werd ook teleurgesteld. Hij ontdekte dat er overal bedrog is, ook binnen de vakbond, ook al werd er solidariteit gepredikt. Bij een fusie stond hij een prestigieuze functie af aan een collega om de goede vrede te bewaren. Ook dat was Ton, een man van compromissen.
De tijd en energie die hij overhad, gaf hij met hart aan ziel aan de minderbedeelden. Hij kwam in het bestuur van een stichting die opkwam voor Latijns-Amerikaanse arbeiders. Vooral streed hij voor een beter bestaan voor uitgebuite boeren op Haïti. Bij zijn pensioen wilde hij geen gouden horloge, maar geld en steun voor die mensen die het het hardste nodig hadden.
Boek in de maak
Over mijn vader is dus een boek te schrijven. Hij is er ooit zelf mee begonnen. Vlak voor zijn dood is hij geïnterviewd door een journalist voor een project van het IISG, over zijn carrière bij de vakbond. En dat boek… daar wordt aan gewerkt.
Heeft u ook dierbare herinneringen aan een familielid en wilt u erover schrijven, maar weet u niet hoe u dat aan moet pakken? Neem dan eens contact met me op (zie ook menu rechts), misschien kan ik u ermee helpen.